Introductie stamboomonderzoek
‘Stamboomonderzoek’ is de populaire benaming voor genealogie, het onderzoek naar de afstamming van personen en families. Een groot deel van de bezoekers van archieven beoefent de genealogie. Archiefdiensten en hobbyisten hebben daarom veel werk gemaakt van het toegankelijker maken van de voornaamste genealogische bronnen. Enerzijds door ze te fotokopiëren, op microfiche over te zetten of in te scannen. Hierdoor kunnen ze door genealogen in zelfbediening in de studiezalen worden geraadpleegd, komen exemplaren op meerdere plekken ter inzage, en worden ze ook steeds meer via internet raadpleegbaar. Anderzijds door alfabetische toegangen (indexen) op de bronnen te maken in kaartenbakken, klappers, en steeds meer in databanken op digitale informatiedragers of op internet. Dit arbeidsintensieve werk wordt hoofdzakelijk door vrijwilligers gedaan.
Gevolg is dat steeds meer mensen hun stamboom hoofdzakelijk via internet uitzoeken. Wie echter een degelijke en unieke genealogie wil samenstellen, komt er niet omheen om ook archieven te bezoeken, de op internet gevonden gegevens te controleren en aan te vullen, en verhalen uit oude stukken op te diepen die de familiestamboom tot leven brengen. Hiervoor zijn diverse handleidingen en cursussen beschikbaar bijvoorbeeld rond (computer)genealogie, oud schrift, Latijn of middeleeuws recht.
Voordat je begint
Als je met een stamboomonderzoek begint, doe je er goed aan om:
- eerst gegevens te verzamelen in jouw eigen familiekring. De meest recente gegevens kun je in het archief niet inzien. In de regel heb je als uitgangspunt voor een onderzoek in het archief een geboorteplaats en -datum nodig van tenminste 100 jaar geleden, bijvoorbeeld van jouw ouders of grootouders. Ook kun je binnen de familie persoonlijke verhalen verzamelen die men niet in een archief kan terugvinden, en oude foto’s en andere bescheiden.
- alle gegevens zorgvuldig en systematisch te noteren. Wie al zijn/haar vondsten onder elkaar op een kladje noteert, is al snel de draad kwijt. Er zijn verschillende voorbeeldformulieren beschikbaar om gegevens overzichtelijk te noteren, maar de grote meerderheid van de genealogen gebruikt tegenwoordig een genealogisch computerprogramma om alle gegevens in op te slaan. Deze zijn gratis te downloaden via internet of tegen betaling verkrijgbaar. Oriënteer je eerst op de mogelijkheden. Vermeld ook steeds de bronnen waaruit je de gegevens hebt gehaald.
- na te gaan of er al gegevens over jouw familie zijn uitgezocht en gepubliceerd door anderen. Veel archieven beschikken over een uitgebreide bibliotheek aan genealogische en historische publicaties, en er zijn diverse indexen beschikbaar waarin men op familienaam kan zoeken. Let op: niet elke familie met dezelfde naam is aan elkaar verwant. Een Cuijpers uit Echt is waarschijnlijk van een geheel andere familie dan een Cuijpers uit Schinnen, en een familiewapen dat je tegenkomt behoort niet toe aan iedereen die (toevallig) de vermelde achternaam draagt. Je kunt jouw eigen afstamming terugvolgen totdat je eventueel ergens een aansluiting vindt met de beschreven familie.
Registers van de Burgerlijke Stand
De basis voor een familiegeschiedenis vormen de primaire gegevens: de namen van de voorouders, hun data en plaatsen van geboorte, huwelijken en overlijden. Deze vindt men in de eerste plaats terug in de registers van de Burgerlijke Stand (afgekort BS).
De Burgerlijke Stand werd in Limburg en Zeeuws-Vlaanderen (evenals in België) ingevoerd in 1796 of 1799 en elders in Nederland in 1811. Dit had te maken met het feit dat de voornoemde gebieden sinds 1795 deel uitmaakten van de Franse Republiek en de rest van Nederland in 1810 werd geannexeerd door het Franse Keizerrijk. De oudste akte van de Burgerlijke Stand in Nederland werd op 4 juli 1796 opgemaakt in de gemeente Margraten. Nieuw bij de Burgerlijke Stand was de mogelijkheid tot echtscheiding. De eerste echtscheiding werd op 15 september 1796 ingeschreven in Maastricht. Van 1804 tot 1838 was echtscheiding weer nagenoeg onmogelijk.
De Burgerlijke Stand was van belang voor het vastleggen van de rechten (burgerrechten) en plichten (belastingen en militaire dienst) van alle inwoners. In de 18e eeuw zagen diverse overheden al het belang in van een goede bevolkingsadministratie en gingen de kerken daarom opdragen uitvoeriger doop-, trouw- en overlijdensregisters te voeren (Karel Theodoor van Beieren deed dit in 1769 voor zijn gebieden, waaronder Sittard en omgeving). Bij de invoering van de Burgerlijke Stand door het Franse bewind werden de kerkelijke registers opgeëist als ‘retro-acta’ van de Burgerlijke Stand; de pastoors maakten toen afschriften van hun registers.
De registers van de Burgerlijke Stand bevatten akten van geboorte, huwelijksafkondiging, huwelijk, echtscheiding en overlijden. Vanaf 1842 werden er registers van huwelijksaangifte toegevoegd, in 1913 gevolgd door registers van huwelijkstoestemming. De diverse akten kunnen vergezeld gaan van bijlagen. De huwelijksbijlagen zijn bij deze het meest uitvoerig en bieden de genealoog de meeste informatie. Deze bijlagen bestaan in enkelvoud, en berusten voor Limburg in het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht. Daar (en in meerdere gemeentearchieven) zijn ze op microfiche te raadplegen, of op Familysearch online.
De registers zijn vaak op meerdere manieren toegankelijk gemaakt. In eerste instantie gebeurde dit door jaarlijkse alfabetische lijsten (tafels) en 10-jaarlijkse alfabetische lijsten (10-jarentafels). Hierop vindt men de namen met de datum en/of nummer van de betreffende akte. Zoals al vermeld hebben vrijwilligers later van een aantal gemeenten alfabetische klappers gemaakt en is tegenwoordig al een groot deel van de Burgerlijke Stand via internet te doorzoeken, bijvoorbeeld via AEZEL of WieWasWie. Via geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten komt men de namen van de ouders van de betreffende persoon te weten en meestal ook een leeftijd, zodat men weer verder terug kan zoeken naar geboorte, huwelijk en overlijden van die ouders.
Bij overlijden werden meestal ook Memories van Successie opgemaakt, waarin de erfgenamen en de bezittingen van de overledenen werden opgesomd ten behoeve van de erfbelasting.
Vindplaatsen: registers van de Burgerlijke Stand zijn in tweevoud opgemaakt en kunnen doorgaans zowel bij het betreffende gemeentearchief als bij het HCL worden ingezien; de huwelijksbijlagen en memories van successie zijn in enkelvoud en bevinden zich bij het HCL. Microfiches ervan zijn regelmatig wel aanwezig bij de gemeentearchieven. De meeste Nederlandse akten tot 1900 zijn tegenwoordig ook online te vinden via diverse websites van archieven en verenigingen.
Volkstellingen, bevolkingsregisters en persoonskaarten
In de periode voor 1796 zijn er incidenteel lijsten van gezinshoofden, samengesteld door de overheid (bijvoorbeeld huldigingslijsten), of lijsten van parochianen of lidmaten, samengesteld door pastoors of dominees.
In 1795 werd de eerste volkstelling gehouden in Nederland (dat wil zeggen: de Bataafse Republiek) en in 1971 de laatste. In de meeste Limburgse plaatsen werd in 1796 of 1799 na de annexatie door Frankrijk de eerste volkstelling gehouden (de Registres Civiques). De persoonsgegevens hiervan zijn bewaard gebleven en vormen een waardevolle genealogische bron. Van de meeste latere volkstellingen zijn alleen statische gegevens bewaard. Van 1830 t/m 1971 werden er 16 landelijke volkstellingen gehouden.
De bevolkingsregisters werden landelijk verplicht gesteld met ingang van 1850, maar sommige gemeenten hadden ze al eerder ingevoerd. Ze lopen meestal tot 1938. De volkstellingen waren momentopnames, maar het bevolkingsregister was bedoeld om alle wijzigingen in de bevolking (geboorte, huwelijk, overlijden en verhuizingen) bij te houden per woning of per gezin. Men kan hierin dus in één keer een heel gezin terugvinden, met eventueel andere inwonende personen, en tevens wanneer ze zich in de gemeente gevestigd hebben en waarheen ze eventueel verhuisd zijn. De registers beslaan meestal een periode van 10 of 20 jaar. Helaas is de registratie niet altijd even nauwkeurig gebeurd: namen en geboortedata zijn soms onvolledig of foutief, en niet van elke verhuizing werd melding gemaakt. De woningen zijn meestal niet of zeer moeilijk te herleiden tot de huidige locaties, wegens het vaak ontbreken van straatnamen en vaste huisnummers. Veel oudere registers zijn ingedeeld op adres (wijkletter en volgnummer), waarbij soms wel en soms niet een naamindex voorhanden is (vaak alleen op gezinshoofd); de laatste registers zijn ingedeeld op de familienaam van het gezinshoofd. Er zijn soms aparte registers van dienstboden en instellingen.
Rond 1938 werden de bevolkingsregisters vervangen door woningkaarten enerzijds en persoonskaarten anderzijds. Deze zijn nog niet openbaar ter inzage. Van overleden personen kan wel bij het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) in Den Haag of scan worden besteld van de persoonskaart.
Vindplaatsen: de volkstelling van 1796 in het Departement van de Nedermaas vindt men bij het HCL; de volkstelling van 1799 in het kanton Sittard (destijds Departement van de Roer), waarin ook enkele plaatsen over de Duitse grens, vindt men in RegioArchief gemeente Sittard-Geleen. De bevolkingsregisters bevinden zich in het betreffende gemeentearchief en staan deels ook online (tot 1900 of 1920).
Doop-, huwelijks- en overlijdensregisters
In de periode van voor de invoering (omstreeks 1800) van de Burgerlijke Stand is men voor de primaire gegevens grotendeels afhankelijk van de kerkelijke registers van dopen (bij joden alleen besnijdenissen), huwelijken en overlijdens/begraven (DHO of DTB genoemd). Voor onderzoek in deze registers is het zeer raadzaam om eerst een goede handleiding voor genealogisch onderzoek te bestuderen of een cursus genealogie te volgen. In tegenstelling tot de burgerlijke stand vermelden de kerkelijke registers bij huwelijk of overlijden doorgaans niet wie de ouders van de betreffende persoon waren, dus er is meer puzzelwerk nodig. De trouwgetuigen waren vaak geen familie, maar doopheffers meestal wel, wat – samen met de vernoemingstradities – belangrijke aanwijzingen levert voor de afstamming. Verder moet men zich wat Latijnse termen eigen maken, daar de katholieke registers veelal zijn geschreven in Latijn. Tenslotte zijn de kerkelijke registers soms slordig bijgehouden en kunnen ze hiaten bevatten.
Deze kerkelijke registratie werd verplicht gesteld tijdens het Concilie van Trente, dat plaatsvond van 1545 tot 1563. Het Concilie was een reactie op de protestantse hervormingen (de reformatie) en staat bekend als de contrareformatie. Het Concilie wilde de huwelijksmoraal versterken en excessen zoals polygamie uitsluiten. Om dit te controleren werden de pastoors gesommeerd om huwelijksregisters bij te houden. Het Concilie besloot tevens dat bij de huwelijken twee tot drie getuigen aanwezig moesten zijn en dat ze moesten worden gesloten in de parochie waar de echtelieden woonden. In verband met het toezicht op het huwelijksmoraal werden de pastoors ook verplicht om doopregisters aan te leggen. Het Concilie legde geen verplichting op tot het aanleggen van begraafregisters. Toch legden veel parochieherders deze aan. De pastoor kon op deze wijze overzicht houden van de inning van begraafrechten. Het oudst bewaard gebleven register in de Nederlandse provincie Limburg is een huwelijksregister uit Nederweert stammend uit 1562.
Ook de diverse protestantse kerken hielden dit soort registers bij. De Provinciale Synode van Dordrecht beval in 1574 het aanleggen van registers van doop, huwelijk en begraven. Tevens werden lidmaatregisters verplicht gesteld. De joodse gemeenschap kende een dergelijke registratie niet, wat onderzoek naar joodse voorouders in deze periode zeer bemoeilijkt. Er bestaan soms wel besnijdenisregisters van deze bevolkingsgroep of registraties van de tributen die ze betaalden. In Sittard werd in 1798 een register opgesteld van joodse geboorten, huwelijken en overlijdens vanaf 1723.
Vanaf ongeveer 1650 tot de Franse tijd werden in gebieden die onder de Republiek vielen alleen huwelijken die voor de hervormde kerk werden gesloten wettelijk erkend. Katholieken in deze plaatsen moesten dus eerst naar de dominee, om daarna (soms nog op dezelfde dag) ook voor de katholieke pastoor te trouwen.
Vindplaatsen: De Limburgse doop-, trouw- en begraafregisters van voor de invoering van de burgerlijke stand berusten in origineel en/of fotokopie bij het HCL in Maastricht en vaak ook bij gemeentelijke archiefdiensten. In grenssteden zoals Sittard-Geleen zijn ook kopieregisters van parochies net over de Duitse en Belgische grens aanwezig. Een enkele keer berusten nog originele registers bij de pastoor. Ook registers van na 1800 bevinden zich soms nog bij de pastoor, maar meestal zijn deze in bewaring gegeven aan een gemeentelijke of regionale archiefdienst.
Bidprentjes
Een bidprentje (‘gedachtenisprentje’ of ‘doodsprentje’) is een prentje dat wordt uitgegeven als aandenken bij een overlijden van een dierbare. Het bevat de naam, geboorte- en sterfdag van de overledene en meestal wat nadere informatie over hem of haar. Het gebruik vindt zijn oorsprong binnen de katholieke kerk, maar de laatste decennia heeft het ook ingang gevonden bij niet-katholieke uitvaarten. Moderne prentjes bevatten vaak een persoonlijker verhaal en een portretfoto, wat vroeger niet gebruikelijk was. De prentjes worden bij de uitvaartdienst aan de aanwezigen uitgedeeld en zijn voor sommigen tot verzamelobject geworden. Vroeger hadden ze het A7-formaat, later werd een dubbelgevouwen A6-formaat gangbaar, en tegenwoordig komen ook allerlei afwijkende formaten voor.
Vindplaatsen: Particulieren, heemkundeverenigingen en archiefdiensten bezitten vaak collecties bidprentjes, doorgaans gesorteerd op familienaam en in toenemende mate digitaal beschikbaar via hun websites.
Notariële akten
Het notariaat bestond al in de Middeleeuwen, maar er zijn plaatselijk grote verschillen. De bewaard gebleven notariële archieven beginnen in sommige plaatsen in de 16e eeuw, maar in Sittard bijvoorbeeld pas medio 18e eeuw. Testamenten werden ook soms opgemaakt door de plaatselijke pastoor en zijn dan in het parochie-archief te vinden.
Notarissen waren niet gedwongen om protocollen aan te leggen maar deden dit op vrijwillige basis. Notarissen vonden het soms noodzakelijk om te kunnen terugvallen op de originele minuten. Een enkeling voegde hierbij een jaarlijkse index, anderen een doorlopend register of repertorium.
Na het overlijden van de notaris dienden de protocollen te worden overgebracht naar de secretarie van de stad of het gerechtshof. In vele gebieden, van hertogdom of graafschap tot kleine min of meer zelfstandige heerlijkheden zijn de situaties met betrekking tot de notarissen telkens weer anders.
Tot aan de Franse tijd bleef de toestand hetzelfde. De Fransen stelden dat de minuten van de akten (in protocollen opgeschreven) eigendom waren van de notarissen en hun rechtsopvolgers. Dit veranderde met de notariswet uit 1842. Het protocol was geen eigendom van de notaris, maar deze kon er wel over blijven beschikken. Er zijn in Limburg alfabetische klappers per notaris gemaakt op de notariële akten vanaf de Franse tijd tot 1842. Die van de Sittardse notarissen zijn in onze studiezaal te raadplegen.
Notariële akten worden bewaard bij de notaris zelf of bij de arrondissementsrechtbank. Na 75 jaar worden deze archieven overgedragen aan de Regionaal Historische Centra (voormalige rijksarchieven). Het HCL heeft soms de notariële akten overgedragen aan het betreffende gemeentearchief, zoals die van de Sittardse notarissen aan het RegioArchief gemeente Sittard-Geleen.
Soorten akten:
- Akten betreffende het familierecht en erfrecht
- Trouwbeloften
- Huwelijkstoestemmingen
- Huwelijksvoorwaarden
- Voogdijregelingen
- Testamenten
- Inventarisaties, akten van boedelgoederen en boedelscheidingen
- Akten in de vermogensrechtelijke sfeer
- Verkoop en aankoop
- Ruilingen
- Schenkingen
- Huur-, pacht- en erfpachtcontracten
- Renten
- Obligaties
- Hypotheken
- Semi-processuele zaken
- Attestaties (getuigenverklaringen)
- Interrogaties (ondervragingen)
- Insinuaties (beledigingen)
- Protesten
Vindplaatsen: notariële archieven liggen overwegend bij het HCL in Maastricht; meerdere gemeentelijke en regionale archiefdiensten hebben zelf notariële archieven in huis.
Kadaster
Ook in het kadaster zijn personen en hun eigendommen terug te vinden. Voor meer informatie kun je kijken bij kadaster onder de onderzoekstips voor huizen.
Andere bronnen
Er zijn nog diverse andere bronnen waarin mogelijk informatie over jouw familieleden te vinden is, waaronder gemeentelijke archieven, rechtbankarchieven, schepenbankarchieven en kerkarchieven, maar ook verzamelingen zoals fotocollecties, oude kranten en achtergrondliteratuur vallen daaronder.
Publicatie
Bij het publiceren van jouw stamboom – ook op internet – vereist de wet soms en het goede fatsoen altijd dat je, wanneer je bepaalde gegevens hebt ontleend aan onderzoek of publicaties van anderen, dit duidelijk vermeldt. Ook dien je bij publicatie rekening te houden met de privacywetgeving: voor gegevens over nog levende personen dien je vooraf toestemming te krijgen van die personen. Ook archiefdiensten en andere instellingen kunnen restricties stellen aan publicatie van de verstrekte gegevens. Bij het gebruik van afbeeldingen moet je zeker voorzichtig zijn vanwege mogelijke copyright op die afbeeldingen.
Delen:
Zoeken
Veel bezoekers zochten al op onderstaande zoekopdrachten.